17 maart 2021
Iedere werknemer wiens
arbeidsovereenkomst wordt beëindigd heeft volgens de wet
recht op een transitievergoeding. Maar de werknemer die zelf ontslag neemt
heeft in beginsel geen recht op de transitievergoeding. De hoogte van de
transitievergoeding hangt onder meer af van de duur van het dienstverband. Bij
de berekening van die duur van het dienstverband worden alle voorafgaande
arbeidsovereenkomsten tussen partijen, die elkaar met tussenpozen van ten
hoogste zes maanden hebben opgevolgd, meegeteld. Maar wordt een eerder
dienstverband ook meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding als
de werknemer zelf deze eerdere arbeidsovereenkomst met zijn werkgever heeft
opgezegd? Deze vraag deed zich voor in een zaak die onlangs speelde bij de
Rechtbank Midden Nederland.
De werknemer is van 1 oktober 2013 tot 1 juli 2019 in dienst van werkgever als salesmanager. Hij zegt dit dienstverband op per 1 juli 2019 en treedt elders in dienst. Vervolgens benadert werknemer zelf werkgever en treedt per 14 oktober 2019 opnieuw voor onbepaalde tijd bij werkgever in dienst. Ruim een jaar later ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2021. De werkgever betaalt aan werknemer een bedrag van € 2.311,55 bruto aan transitievergoeding op basis van de duur van alleen de laatste arbeidsovereenkomst. De werknemer is het hiermee niet eens en is van mening dat de transitievergoeding moet worden berekend vanaf 1 oktober 2013, zijnde de ingangsdatum van de eerdere arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter merkt op dat het uitgangspunt voor verschuldigdheid van een transitievergoeding is dat de arbeidsrelatie op initiatief van de werkgever is beëindigd. Daarnaast wijst de kantonrechter op de ratio’s achter het behoud van anciënniteit bij voortgezette arbeidsovereenkomsten die onder meer zijn: het bieden van bescherming tegen willekeur, misbruik en ongeoorloofde discriminatie, de vaststelling van een volwaardige en bestendige arbeidsrelatie met de werkgever en de compensatie voor trouwe dienst bij ontslag. Uit de wetsgeschiedenis blijkt verder dat de bedoeling van de transitievergoeding onder andere is de werknemer te compenseren voor ontslag en de transitie naar een nieuwe baan te vergemakkelijken.
Volgens de kantonrechter is
het gelet op de essentie van de regeling van de transitievergoeding, de ratio
achter de anciënniteit en het doel van de
transitievergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
om de transitievergoeding te berekenen over het volledige dienstverband vanaf 1
oktober 2013. De transitievergoeding moet worden berekend vanaf 14 oktober 2019,
de datum waarop werknemer opnieuw bij werkgever in dienst trad.
Op basis van deze uitspraak hoeft de werkgever een eerder dienstverband dat
door werknemer is opgezegd niet mee te tellen bij het berekenen van de
transitievergoeding. Uiteraard geldt dit niet als het Hof in een eventueel
hoger beroep anders beslist.